17653 |
aars |
vot:
vǫt (L330p Herten)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
34184 |
abortus, verwerpen |
verwerpen:
vǝrwɛrpǝ (L330p Herten)
|
Het uitdrijven van de vrucht voordat de normale draagtijd is verstreken en het jonge dier zijn volkomen ontwikkeling heeft bereikt. [A 48A, 9]
I-11
|
26007 |
achteraanweeg |
vangkant:
vaŋkanjt (L330p Herten)
|
De zijkant van de molenkast waar zich de vang bevindt. [N O, 47a]
II-3
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhām (L330p Herten)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
achterhand:
axtǝrhantj (L330p Herten)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
31078 |
achterijzer |
achterijzer:
axtǝrīzǝr (L330p Herten),
spits ijzer:
špets˱ īzǝr (L330p Herten)
|
Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b]
II-11
|
26024 |
achterkeuvelens van de standerdmolen |
achterkeuveling:
axtǝrkø̄vǝleŋ (L330p Herten)
|
Het stelsel van balken dat gebouwd is op de windpeluw. Zie ook afb. 14 en 18 en de toelichting bij de lemmata ɛvoorkeuvelens van de Hollandse molenɛ en ɛachterkeuvelens van de Hollandse molenɛ.' [N O, 44f]
II-3
|
34100 |
achterklauw |
teen:
tēn (L330p Herten)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
hesen:
hīǝsǝ (L330p Herten)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
26058 |
achtermolen |
achterste molen:
ęgǝlstǝ mø̄lǝ (L330p Herten)
|
Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95]
II-3
|