e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3449

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aars vot: vǫt (Herten) [JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35] I-9
abortus, verwerpen verwerpen: vǝrwɛrpǝ (Herten) Het uitdrijven van de vrucht voordat de normale draagtijd is verstreken en het jonge dier zijn volkomen ontwikkeling heeft bereikt. [A 48A, 9] I-11
achteraanweeg vangkant: vaŋkanjt (Herten) De zijkant van de molenkast waar zich de vang bevindt. [N O, 47a] II-3
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Herten) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard achterhand: axtǝrhantj (Herten) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterijzer achterijzer: axtǝrīzǝr (Herten), spits ijzer: špets˱ īzǝr (Herten) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterkeuvelens van de standerdmolen achterkeuveling: axtǝrkø̄vǝleŋ (Herten) Het stelsel van balken dat gebouwd is op de windpeluw. Zie ook afb. 14 en 18 en de toelichting bij de lemmata ɛvoorkeuvelens van de Hollandse molenɛ en ɛachterkeuvelens van de Hollandse molenɛ.' [N O, 44f] II-3
achterklauw teen: tēn (Herten) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie hesen: hīǝsǝ (Herten) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achtermolen achterste molen: ęgǝlstǝ mø̄lǝ (Herten) Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95] II-3