e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q187a plaats=Heugem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roofvogel, algemeen roofvogel: roufvogel (Heugem) een roofvogel (klamper) [N 83 (1981)] III-4-1
rookvlees gerookt vlees: gerèùk vlejs (Heugem) rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
room room: rom (Heugem, ... ), rǫm (Heugem), rǭm (Heugem) De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] I-11, III-2-3
roomhorentje zweretige vinger: zweretige vinger (Heugem) Roomhoren (kréémhorre, vulhorentje, zweretige vinger?) [N 16 (1962)] III-2-3
rooster in de mestgoot zeikplank: zē̜ ̞kplā.ŋk (Heugem) Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b] I-6
roosteren roosteren: rŭŭtərə (Heugem) roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] III-2-3
roosterschuif schuif: šø̜jf (Heugem) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
royaal royaal (<fr.): rojoal (Heugem) royaal [DC 02 (1932)] III-3-1
rozenhoedje rozenkrans: rozekrans (Heugem) Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)] III-3-3
rozenkrans rozenkrans: rozekrans (Heugem) De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)] III-3-3