24301 |
bek |
muil:
Endepols
moul (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (Q187a Heugem)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstige (Q187a Heugem)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32572 |
bemesten |
mesten:
męstǝ (Q187a Heugem)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
benajt (Q187a Heugem),
broeierig (weer):
breujerig (Q187a Heugem)
|
warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17672 |
benen (spotnamen) |
spillebenen:
spillebein (Q187a Heugem),
stelten:
stèlte (Q187a Heugem),
stokken:
stekke (Q187a Heugem)
|
benen: spotbenamingen [billewaage, pikkels, stekken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
bəsjömməlt (Q187a Heugem)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
beschuiten met muizenkeuteltjes:
beschuute met mouzekeutelkes (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitdeeg:
bǝšȳtdęjx (Q187a Heugem)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25633 |
beschuitdoppen |
doppen:
dø̜b (Q187a Heugem)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|