e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de markt verkopen op de markt staan: op de mert gaon staon (Heugem) verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)] III-3-1
op de tenen lopen op zijn voorvoeten lopen: op zn vurveui (Heugem) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op retraite gaan op retraite (fr.) gaan: op retrait goon (Heugem) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3
opbakken opwarmen: opwɛrmǝ (Heugem) In N 29, 79b werd gevraagd naar de wijze waarop men oud brood opbakte. De antwoorden op deze vraag zijn verwerkt in deze semantische toelichting. Een veel voorkomende methode van opbakken is het brood nat maken met b.v een borstel. Vervolgens wordt het in de oven gelegd totdat het doorwarmd is. Dit duurt zo''n 5 à 10 minuten. Men kan het brood ook opstomen. Als de oven tamelijk warm is, gooit men er een pot water in. Het water verdampt en het brood zet men 5 à 10 minuten in de oven. Men kan het brood ook v√≥√≥r of na het gewone bakken, wanneer de oven niet zo heet is, in de oven leggen gedurende tien minuten. Na het eruithalen legt men het brood onder een doek, zodat men de warmte en de wasem erin laat dringen.' [N 29, 97a; N 29, 97b; monogr.] II-1
opbollen opbollen: opbǫlǝ (Heugem) De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te be√Ønvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.] II-1
opbollen van het beschuitdeeg opmaken: opmaken (Heugem) [N 29, 59a] II-1
opgroeiend jong kipje pul: pøl (Heugem) Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c] I-12
opklaren optrekken: optrèkke (Heugem) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
opper huist: hūs (Heugem), hūst (Heugem) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3
oppoken rochelen: roxǝlǝ (Heugem) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1