20506 |
proosten |
klotsen:
klutsə (Q187a Heugem)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22310 |
proppenschieter |
proppenschieter:
proppesjeeter (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem,
Q187a Heugem)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20568 |
pruimen |
pruimen:
prómmə (Q187a Heugem)
|
pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20578 |
pruttelen |
reutelen:
rootəl (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20651 |
pudding |
pudding:
pudding (Q187a Heugem)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
brobbels:
brobbele (Q187a Heugem),
puisten:
puiste (Q187a Heugem),
puistjes:
puiskes (Q187a Heugem)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18693 |
pullover |
pullover:
pluver (Q187a Heugem),
pullover (Q187a Heugem)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rödselke (Q187a Heugem),
en raodsel (Q187a Heugem),
raodsel (Q187a Heugem),
räödselke (Q187a Heugem),
⁄n raotsel (Q187a Heugem),
⁄n reudselke (Q187a Heugem)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkgaatje:
kīk˲g‚ētšǝ (Q187a Heugem)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (Q187a Heugem)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|