33220 |
uitlopers van kuilaardappelen |
puin:
puin (Q187a Heugem)
|
In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.]
I-5
|
22343 |
uitsliepen |
uitsliepen:
oe‧tschlie‧pe (Q187a Heugem)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
23660 |
uitstalling van het allerheiligste |
uitstelling:
oetstelling (Q187a Heugem)
|
Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17705 |
uitwerpselen |
kak:
kak (Q187a Heugem),
stront:
strōnt (Q187a Heugem)
|
uitwerpselen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flat:
flat (Q187a Heugem),
(mv)
flatǝr (Q187a Heugem),
koeflat:
koflat (Q187a Heugem)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zęjvǝ (Q187a Heugem)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (Q187a Heugem),
zeik:
Ordinair.
zeik (Q187a Heugem)
|
urine [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pissen (Q187a Heugem),
zeiken:
Ordinair.
zeiken (Q187a Heugem)
|
urineren [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34043 |
vaalbonte koe |
bruin (bijvgl. nmw.):
brǫi̯n (Q187a Heugem)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
34061 |
vaars |
rind:
rent (Q187a Heugem),
vaars:
vērs (Q187a Heugem),
vaarsje:
vɛrskǝ (Q187a Heugem)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|