| 28963 |
vademen |
door het lokje steken:
dōr ǝt l ̇ø̜̄kskǝ st ̇ēkǝ (Q187a Heugem),
invamen:
envēmǝ (Q187a Heugem),
envē̜mǝ (Q187a Heugem)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
| 34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lɛk ǭf (Q187a Heugem)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
| 33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afplukken:
ǭfpløkǝ (Q187a Heugem),
puinen:
puinen (Q187a Heugem)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
| 34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (Q187a Heugem)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 17824 |
vangen |
grijpen:
gríepe (Q187a Heugem),
snappen:
sjnappe (Q187a Heugem),
vangen:
vange (Q187a Heugem)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛrǝkǝ (Q187a Heugem)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kyš (Q187a Heugem)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
| 34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheuteling:
šø̄tǝleŋ (Q187a Heugem)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
| 33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenshok:
vɛ̄.rǝkǝshǫk (Q187a Heugem),
varkensstal:
vɛ̄.rǝkǝs[stal] (Q187a Heugem)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
| 33393 |
varkenstrog |
varkenstrog:
vɛ̄.rǝkǝstrōu̯.x (Q187a Heugem)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|