20576 |
verschaald |
verschaald:
vərsjaolt (Q187a Heugem)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22709 |
verschillende knikkerspelen |
titsen:
titchen (Q187a Heugem)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
34233 |
verse koe |
verskalvige:
vērskɛjvegǝ (Q187a Heugem)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
33455 |
versiering op de vertikale paal in een schuurpoort |
houtsnijwerk:
hǫ ̝u̯.tsnęi̯wš.rǝk (Q187a Heugem)
|
Op de vertikale paal in een schuurpoort, de losse paal waar de poort tegen gesloten wordt, is een enkele keer een versiering aangebracht, religieuze voorstellingen (bijv. een miskelk), initialen en/of een jaartal. Dit komt echter bijzonder weinig voor. Zie afbeelding 19. [N 5A, 93c]
I-6
|
25344 |
verslachten |
indrogen:
(het vlees is) engǝdryx (Q187a Heugem)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
17625 |
verstandskies |
oogtand:
oigtaand (Q187a Heugem)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
varkensschot:
vɛ̄rǝkǝsšǫ.t (Q187a Heugem)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
32577 |
verteerde mest |
goede mest:
gōi̯ǝ [mest] (Q187a Heugem)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen:
vǝrzōpǝ (Q187a Heugem)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
natte spijs:
nātǝ [spijs] (Q187a Heugem)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|