34477 |
vrouwelijk kuiken |
pulletje:
pølkǝ (Q187a Heugem)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
20124 |
vrouwelijke kat |
poes:
Endepols
poes (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hęn (Q187a Heugem)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24272 |
vrouwelijke kwartel |
zij:
zie (Q187a Heugem)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24455 |
vrouwelijke vis |
kuitvis:
Endepols
kuutves (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23362 |
vrouwenkant |
epistelkant:
mannenkant
epistelkant (Q187a Heugem)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrollui klèjer (Q187a Heugem)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
heet:
heit (Q187a Heugem)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17658 |
vuist |
vuist:
voes (Q187a Heugem)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šǝmot (Q187a Heugem)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|