34141 |
bronstig op andere koeien springen |
opspringen:
ǫpspreŋǝ (Q187a Heugem)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
25593 |
brood netten |
netten:
nętǝ (Q187a Heugem)
|
Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.]
II-1
|
25613 |
brood uit de oven halen |
uithalen:
ūthōlǝ (Q187a Heugem)
|
Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.]
II-1
|
25616 |
brood uit het blik of van de plaat halen |
pikken:
pikken (Q187a Heugem)
|
Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52]
II-1
|
20710 |
broodje |
kadetje:
#NAME?
kadètje (Q187a Heugem),
pistolet:
#NAME?
pistolee (Q187a Heugem)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25655 |
broodkar |
bakkerswagen:
bɛkǝrswāgǝ (Q187a Heugem)
|
Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.]
II-1
|
25493 |
broodkorst |
kop:
kø̜p (Q187a Heugem)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
20706 |
broodpop |
steven:
steeve (Q187a Heugem)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25597 |
broodprikker |
nagelplankje:
nē̜gǝlplɛŋkskǝ (Q187a Heugem)
|
Een plankje met ijzeren tanden om gaatjes in het deegbrood aan te brengen. Soms gebruikt men hiervoor ook wel een vorm. Zie afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42]
II-1
|
25617 |
broodrek |
broodrek:
brūtręk (Q187a Heugem)
|
De houten stellage waarop het brood wordt weggezet. De woordtypen "broodkar", "broodwagen", "moeldedek", wijzen op het gebruik van iets anders dan een houten stellage of plank om het brood op neer te leggen. [N 29, 53]
II-1
|