24438 |
adder |
adder:
Endepols
adder (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17685 |
ademen |
asemen:
aoseme (Q187a Heugem)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
aojer (Q187a Heugem)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aofpingele (Q187a Heugem)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgelemmelde zeug:
ǭfxǝlęmǝldǝ [zeug] (Q187a Heugem)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
n ponnie (Q187a Heugem)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20528 |
afkoken |
kort koken:
kòrt kookə (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aoflaot (Q187a Heugem)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aofraffele (Q187a Heugem)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23648 |
agnus dei |
agnus dei:
agnus dei (Q187a Heugem)
|
Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)]
III-3-3
|