e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drank drinkens: drinkös (Heugem) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
drenzen grijnzen: grinse (Heugem) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] III-1-4
driehoekige eg driehoeks[eg]: dręi̯hōks[eg] (Heugem) De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
driespeen driedemige: drɛi̯dɛmegǝ (Heugem) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] I-11
drinken drinken: drinkə (Heugem) drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)] III-2-3
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Heugem) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
droesem dras: drás (Heugem) droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)] III-2-3
dronkaard zatlap: zààtlàp (Heugem) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken een stuk in zijn kraag: e stök in z’ne kraag (Heugem), zat: zaat (Heugem), zo zat wie een schup: zoe zaat wie n schöp (Heugem) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn zat zijn: zat zien (Heugem) dronken [N 10 (1961)] III-2-3