23728 |
geheimen van de rozenkrans |
geheimen:
geheime (Q187a Heugem)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehiemelte (Q187a Heugem),
verhemelte:
verhiemelte (Q187a Heugem)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
hukjes zitten:
huikskes zitte (Q187a Heugem),
op de hukjes zitten:
op de hunkskes zitte (Q187a Heugem)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20461 |
geil, wellustig |
heet:
heit (Q187a Heugem)
|
geil, wellustig [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33401 |
geitestal |
geitestal:
gęi̯te[stal] (Q187a Heugem)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
23537 |
geknield zitten |
knielen:
kniele (Q187a Heugem)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24483 |
geknotte wilg |
wissenboom:
wisseboum (Q187a Heugem),
wissebuim (Q187a Heugem)
|
de knotwilg (boom van het geslacht Salix) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krolhaor (Q187a Heugem)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
cent:
cènt (Q187a Heugem),
sent (Q187a Heugem),
moppen:
(St. Pieter).
moppe (Q187a Heugem)
|
Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23710 |
geloofd zij jezus christus |
christelijke groet:
christelijke groet (Q187a Heugem)
|
De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|