18562 |
korte overjas |
jekker:
jèker (Q187a Heugem),
jékker (Q187a Heugem)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34520 |
kortwieken |
korten:
kortǝ (Q187a Heugem),
kortwieken:
kortwikǝ (Q187a Heugem)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
21657 |
kosten |
komen:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
kĕmt (Q187a Heugem),
kosten:
koste (Q187a Heugem)
|
Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23274 |
koster |
koster:
köster (Q187a Heugem)
|
De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25168 |
koud, mistig en somber weer |
mistig (weer):
mistig (Q187a Heugem),
motsetig:
motsetich (Q187a Heugem),
triestig (weer):
tristig (Q187a Heugem)
|
mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25109 |
koude noordenwind, bijs |
bijs:
beis (Q187a Heugem),
bèjs (Q187a Heugem)
|
koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18195 |
kous: algemeen |
kous:
Die kous is gans reat, doa zitten gein minderinge in ’t bein (Q187a Heugem),
’t bein van die kous ès te kort (Q187a Heugem)
|
Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
18179 |
kousenband |
bindel:
bindel (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem,
Q187a Heugem),
elastiek:
elestik (Q187a Heugem)
|
kousenband [N 07 (1961)]
III-1-3
|
19621 |
kouter |
kouter:
kǫu̯tǝr (Q187a Heugem)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
krɛi̯ǝ (Q187a Heugem)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|