e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte overjas jekker: jèker (Heugem), jékker (Heugem) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortwieken korten: kortǝ (Heugem), kortwieken: kortwikǝ (Heugem) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kosten komen: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  kĕmt (Heugem), kosten: koste (Heugem) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: köster (Heugem) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mistig (Heugem), motsetig: motsetich (Heugem), triestig (weer): tristig (Heugem) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: beis (Heugem), bèjs (Heugem) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous: algemeen kous: Die kous is gans reat, doa zitten gein minderinge in ’t bein (Heugem), ’t bein van die kous ès te kort (Heugem) Die kous is helemaal recht, er zitten geen minderingen in het been. [DC 14A (1946)] || Het been van die kous is te kort. [DC 14A (1946)] III-1-3
kousenband bindel: bindel (Heugem, ... ), elastiek: elestik (Heugem) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Heugem) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaien, gezegd van de haan kraaien: krɛi̯ǝ (Heugem) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12