e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondstuk embouchure (fr.): amazuur (Heusden) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
monnik monnik: ’n monnik (Heusden) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mosterd mosterd: mostert (Heusden) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
motor moteur: mətø͂ͅr (Heusden) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen stofregen: stofriege (Heusden), stuifregen: stoufriegen (Heusden) stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen stofregenen: het stofriëgent (Heusden), stoufriègent (Heusden) stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mout mout: māt (Heusden) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mouw, mouwke (Heusden), twie mouwen (Heusden) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3
muil muil: molj (Heusden) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuitband: snǭ.t˱bá.nt (Heusden) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11