21401 |
niks waard |
niks waard:
das niks werd (K360p Heusden)
|
Dat is niets waard. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
30213 |
nok |
vorst:
vǫrs (K360p Heusden)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (K360p Heusden)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
middag:
và vurr\\minàch
vurrəminàch (K360p Heusden)
|
s morgens) [RND]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (K360p Heusden, ...
K360p Heusden),
efəkəs (K360p Heusden),
evenkes (K360p Heusden),
momentje:
məmentjə (K360p Heusden),
ogenblikje:
ps. omgespeld volgens Frings.
a͂ugənblikskə (K360p Heusden),
ōͅugənblikskə (K360p Heusden),
ps. omgespeld volgens IPA.
oͅugəblikskə (K360p Heusden)
|
een ogenblikje [ZND 04 (1924)] || even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
okkernoot:
hokkerneute (K360p Heusden)
|
I-7
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
e schoen oksoal met n nieuwe orgel (K360p Heusden)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.x[molen] (K360p Heusden)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluif:
slø̜i̯f (K360p Heusden)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (K360p Heusden)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|