21127 |
fiets |
velo:
ne villo (K360p Heusden),
ie van ziet
ne vielo (K360p Heusden)
|
Fiets. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18121 |
fijt |
fijt:
feet (K360p Heusden),
fijt (K360p Heusden)
|
ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zeemdoek:
zēmduk (K360p Heusden),
zijdoek:
zijdoek (K360p Heusden)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24145 |
fitis |
hofmetertje:
hoofmeeterke (K360p Heusden)
|
fitis
III-4-1
|
23264 |
flambouw |
flambouw (<fr.):
⁄n flambie (K360p Heusden),
⁄n flambou (K360p Heusden)
|
Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (K360p Heusden),
floo (K360p Heusden)
|
flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flūīsteren (K360p Heusden),
stilletjes spreken:
stillekes spriëken (K360p Heusden)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34312 |
fokzeug |
baggenzoog:
bágǝzō.x (K360p Heusden)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
fooi:
geld
fooi (K360p Heusden)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Hi zal fortuin maken (K360p Heusden),
zich rijk maken:
Hiee zal em rijk maken (K360p Heusden)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|