20137 |
graf |
graf:
’n graaf, twie graven (K360p Heusden),
znd 1 a-m; znd 24, 25;
graaf (K360p Heusden)
|
Een graf, twee graven (op het kerkhof). [ZND 24 (1937)] || graf [ZND 01 (1922)]
III-2-2, III-3-3
|
19208 |
grappig |
plezierig:
ook materiaal znd 24, 26
plezierig (K360p Heusden)
|
grappig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grã.s (K360p Heusden),
grǭs (K360p Heusden)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32862 |
gras (af)maaien |
afmaaien:
af[maaien] (K360p Heusden),
āf[maaien] (K360p Heusden)
|
Hieronder worden de specifieke woorden voor het maaien van het gras opgenomen; vergelijk de toelichting bij het voorgaande lemma. Het object is in alle gevallen "gras". Het woordtype afmaaien is hier het frequentst; per variant van af- staan hier eerst de vormen waarvan het tweede element identiek is aan de in het voorgaande lemma fonetisch gedocumenteerde opgaven voor maaien; daarna de daarvan afwijkende opgaven voor -maaien. [N 15, 15a add.; N 18, 79 add.; A 23, 16 add.; L 35, 85; RND 122 add.; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mɛ̄mǝšin (K360p Heusden)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
grasmus:
grasmus (gew.uitspr.) (K360p Heusden),
a als in fr. sans
grasmus (K360p Heusden)
|
grasmus [G 04 (1974)]
III-4-1
|
24159 |
graspieper |
graspieper:
graspieper (gew.uitspr.) (K360p Heusden),
pieper:
pieper (K360p Heusden)
|
graspieper
III-4-1
|
33673 |
graszode |
res:
rɛs (K360p Heusden)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
24160 |
grauwe gors |
schrijver:
skrèver (K360p Heusden)
|
grauwe gors
III-4-1
|
24162 |
grauwe vliegenvanger |
vliegenvanger:
vliegevanger (K360p Heusden)
|
vliegenvanger
III-4-1
|