e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

Gevonden: 1890
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heerboer hereboer: hē̜ ̞rǝbūr (Heusden) Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.] I-6
heeroom heernonk: heernonk (Heusden) heeroom [ZND 11 (1925)] III-2-2
heet, hitsig heet: hit (Heusden) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heggenmus koolmus: kuulmeus (Heusden) heggemus III-4-1
heilige, zalige heilige: ⁄n helige (Heusden), ⁄nen heilige (Heusden) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis vlagzeissie: flagzē̜.si (Heusden) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
hemel hemel: hi.məl (Heusden) hemel [RND] III-3-3
hen met kuikens prok: prok (Heusden), prokhen: prokhen (Heusden) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: hingel (Heusden) hengsel [ZND 43 (1943)] III-2-1
hengst hengst: heŋst (Heusden) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9