e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litteken kauwgoud: kauwgaut (Heythuysen), litteken: litteikə (Heythuysen) Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝn (Heythuysen) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
lof lof: ət loͅf (Heythuysen) het lof [RND] III-3-3
longen longen: loŋǝ (Heythuysen) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
loon traktement: traktement (Heythuysen) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loonbakken huisbakken: hūs bakǝ (Heythuysen), loonbakken: luǝnbakǝ (Heythuysen) Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98] II-1
loops loops: løͅi̯ps (Heythuysen, ... ) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)] III-2-1
loopstaken keerbalken: keerbalken (Heythuysen) De twee schuine balken aan weerszijden van het uiteinde van de staart van de standerdmolen. Zie ook afb. 21. [N O, 48d; A 42A, 101] II-3
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: sjeut (Heythuysen) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen, gezegd van eenden waggelen: wagǝlǝ (Heythuysen) [N 70, 2; monogr.] I-12