e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ovenvloer stenen vloer: stęjnǝ vlūr (Heythuysen) De ovenvloer waarop het brood wordt gebakken. Een aantal woordtypen duidt op het materiaal waarvan de vloer is gemaakt. [N 29, 4a; monogr.] II-1
overall overall (eng.): euveral (Heythuysen) overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] III-1-3
overdwars eggen in de breedte [eggen]: en dǝ brędjǝ (Heythuysen) Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.] I-2
overhemd sporthemd: sporthémd (Heythuysen) overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)] III-1-3
overhoeks eggen geer[eggen]: giǝr[eggen] (Heythuysen) Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.] I-2
overhoop halen rommelen: rommele (Heythuysen) Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] III-1-2
overjas (alg.) overjas: aoverjas (Heythuysen) overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] III-1-3
overlangs heen en weer eggen aaneenaan [eggen]: ānęi̯n`ān (Heythuysen), in de lengte [eggen]: en dǝ leŋdjǝ (Heythuysen) Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.] I-2
overschot, restant kliek: klick (Heythuysen), kliek (Heythuysen) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] III-4-4
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats afdak: āf˱dāk (Heythuysen) Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.] I-6