e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geschifte steen geschilde steen: gǝšɛldǝ štęjn (Heythuysen) Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.] II-8
geslacht familie: familie (Heythuysen) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
gesneden haan kapuin: kapȳn (Heythuysen) [N 19, 60a; monogr.] I-12
gesneden mannelijk schaap hamel: hāmǝl (Heythuysen) [N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.] I-12
gesneden mannelijk varken barg: barx (Heythuysen), berg: bɛrx (Heythuysen) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesneden vrouwelijk varken gecastreerde zeug: gecastreerde zeug (Heythuysen) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stamper: stampǝr (Heythuysen) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gestreepte broek streepjesboks: streepkesbóks (Heythuysen) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getob; tobben gesukkel: gesukkel (Heythuysen) het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwd vrouwmens: gətròjt fraowməs (Heythuysen) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2