e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huisjesslak slakkenhuisje: slekkehuuske (Heythuysen) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huislook look: -  loak (Heythuysen) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] III-4-3
huismus, mus huiskets: hoeskets (Heythuysen, ... ), hoeskèts (Heythuysen), huismus  hoeskets (Heythuysen), huismus: (hoes)mös (Heythuysen), huismus  hoesmus (Heythuysen), kets: kets (Heythuysen), korenvreter: kòòrevrèèter (Heythuysen) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || mus [Roukens 14 (1937)] III-4-1
huisvlieg, vlieg vlieg: vleeg (Heythuysen, ... ) vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huisvuil vuil: voel (Heythuysen) Huisvuil (rommel, rotzooi, vuiligheid, vuilnis, vuil, vullis, ruwenis) [N 79 (1979)] III-2-1
huisweide bleek: de bleik (Heythuysen), groes: grōs (Heythuysen) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] I-7
huiszwaluw aardzwalg: aerdzwalg (Heythuysen), burgerzwalg: burgerzwaluw - boerenzwaluw, gebruikt door resp. boeren en niet-boeren, om aan te duiden bij wie de zwaluw het nest bouwt.  börgerzjwalg (Heythuysen), zwalf: zwalf (Heythuysen), zwalg: zjwalg (Heythuysen), zwaləg (Heythuysen) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
hulp vragen hulp vragen: hulp vragen (Heythuysen) iemand vragen te helpen [genaden] [N 85 (1981)] III-3-1
hulp, bijstand hulp: hulp (Heythuysen) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
huppelen huppelen: hupellen (Heythuysen) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2