18849 |
ingetogen |
stemmig:
stemmig (L292p Heythuysen),
stil:
stil (L292p Heythuysen)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
gehing:
gǝheŋ (L292p Heythuysen)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25434 |
ingewanden verwijderen |
gehing uithalen:
[gehing] uthǭlǝ (L292p Heythuysen)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden (maag, darmen e.d.) verwijdert. Om het dier lichter te maken en het dus gemakkelijker te kunnen ophijsen, gebeurde dit bij een rund vroeger - voordat het gebruik van katrollen e.d. meer algemeen werd - terwijl het dier nog op de burrie lag. Een bij het woordtype genoemd object wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie voor deze varianten van ''darmen'', ''pens'' e.d. het lemma ''ingewanden van geslacht vee''. [N 28, 59; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
klaar:
klǭr (L292p Heythuysen),
vaardig:
vē̜rdex (L292p Heythuysen)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
inschudden:
insjudde (L292p Heythuysen)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21687 |
inkomsten |
inkomende, het ~:
⁄t inkomentj (L292p Heythuysen)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21691 |
inkopen gaan doen op de markt |
markten:
mèrtjen (L292p Heythuysen),
naar de markt gaan:
nao de mèrtj gaon (L292p Heythuysen)
|
inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25449 |
inkuipen |
inzouten:
enzǭtǝ (L292p Heythuysen)
|
De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.]
II-1
|
19524 |
inmaakpot |
zuurton:
zuurkool werd bewaard in halve tonnen.
zoortŏn (L292p Heythuysen)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
enšētǝ (L292p Heythuysen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|