21823 |
konkelfoezen (wbd) |
smiespelen:
Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.
smiespelen (L292p Heythuysen),
smoezen:
Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.
smoezen (L292p Heythuysen)
|
verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33356 |
kook- en eetruimte in de stal, zomerwoning |
zomerhuisje:
zomǝrhyskǝ (L292p Heythuysen)
|
De ruimte vooraan in de stal (de voorstal of een aparte ruimte) waar men in de zomer het eten kookte en at. Vroeger was dat vaak een andere ruimte dan het woonvertrek waarin men in de wintermaanden verbleef. Omdat de koeien in de weide waren, kon de doorgaans ruime en koele voorstal als kook- en eetruimte dienen. Als men niet in de voorstal at, dan was dat in het algemeen een koelere plaats, buiten of onder een afdak aan de noord- of oostkant van de gebouwen. Het begrip "zomerwoning, zomerverblijf" is vanuit verschillende invalshoeken van een benaming voorzien. Het benoemingsmotief kan het seizoen zijn waarin de ruimte wordt benut ("zomer"); of de functie ("keuken"), waarbij men moet bedenken dat de centrale plaats van het huis, de keuken met de haard, ook wel metonymisch met het woord huis wordt aangeduid; vergelijk het Ten Geleide en de plattegronden in paragraaf 1.2. Soms is ook de plek in de boerderij waar de zomerwoning zich bevindt het benoemingsmotief ("achter-") of de functie die de ruimte buiten de zomer heeft ("voorstal", "nere"). Soms ook geeft men door het opgeven van de gebruikelijke keukenbenaming aan, dat men hier ook ''s zomers verblijft ("voorhuis"). Waar mogelijk wordt bij de opgaven aangegeven om welke ruimte het gaat. [N 5A, 5 en 35a; N 5, 128; A 10, 5a]
I-6
|
19416 |
kookkachel, fornuis |
fornuis:
fernuus (L292p Heythuysen)
|
Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19526 |
kookpot |
kellen:
voor het koken van pap, soep, melk enz. (ijzeren pot met hengsel)
kĕlle (L292p Heythuysen)
|
pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20584 |
kooksel |
kooksel:
kaoksel (L292p Heythuysen),
potage:
soms
pootáásj (L292p Heythuysen)
|
kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33546 |
kool, algemeen: een krop kool |
hoofd:
huid (L292p Heythuysen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24192 |
koolmees, mees |
bijmus:
biemus (L292p Heythuysen),
biemös (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen),
bijmusje:
biemöske (L292p Heythuysen),
brijmus:
verschrijving?
briemŭs (L292p Heythuysen)
|
Hoe heet de koolmees? [DC 06 (1938)] || koolmees || mees
III-4-1
|
21016 |
koolraap |
kolraap:
koͅlrāp (L292p Heythuysen)
|
[N 11A (zj)]
I-7
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
koolraab:
kolrāp (L292p Heythuysen),
kōlrāp (L292p Heythuysen)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
eetkoolraab:
ē̜t[koolraab] (L292p Heythuysen),
houteren moes:
hǫu̯tǝrǝ mō.s (L292p Heythuysen),
koolraab:
[koolraab] (L292p Heythuysen),
koolraab boven de aarde:
[koolraab] bovǝ d ērt (L292p Heythuysen)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|