18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedroefd (L292p Heythuysen)
|
verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtsprɛ̝i̯ (L292p Heythuysen),
sprei:
sprei (L292p Heythuysen)
|
bedsprei [RND] || Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33660 |
beemd |
band/bend:
bānjtj (L292p Heythuysen)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
20487 |
beet, hap |
beet:
beet (L292p Heythuysen),
hap:
hap (L292p Heythuysen),
hàp (L292p Heythuysen),
mondvol:
mondj‧vol (L292p Heythuysen)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18536 |
bef |
bef:
bef (L292p Heythuysen)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18885 |
begeren |
begeren:
begeren (L292p Heythuysen)
|
sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begèrig (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25559 |
beginnen te rijzen |
beginnen leven in te komen:
daar bǝgentj lē̜vǝ en tǝ komǝ (L292p Heythuysen),
beginnen te gaan:
bǝgentj tǝ gǭn (L292p Heythuysen)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (L292p Heythuysen),
uitvaart:
uitvaart (L292p Heythuysen)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraven (L292p Heythuysen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|