e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardetuig paardsgetuig: pęrts˲gǝtȳx (Heythuysen) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paardezuring paardsblader: WLD  péérsblaajer (Heythuysen), zulker: WLD Additie bij vraag 38: zulker voor: Rumex acetoxella (schapezuring)  zulker (Heythuysen, ... ) Paardezuring (rumex aquaticus). De onderste bladeren zijn aan hun voet, bij de bladsteel, diep ingesneden (hartvormig). De bloemdekslippen, die de vruchtjes omgeven, hebben geen van alle een knobbeltje aan hun voet. De onderste bladeren hebben een iets op [N 92 (1982)], [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] III-4-3
paardsknecht, eerste knecht grote knecht: gruǝtǝ [knecht] (Heythuysen), paardsknecht: pɛrs[knecht] (Heythuysen) Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.] I-6
pacht? pacht: pacht (Heythuysen) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtboer halfer: halfǝr (Heythuysen), pachter: pęxtǝr (Heythuysen) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pechte (Heythuysen) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachtersvrouw halferse: halfǝrsǝ (Heythuysen) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad pad: pet (Heythuysen), pèt (Heythuysen) pad [DC 07 (1939)] III-4-2
paddestoel (alg.) paddenkaas: pɛ̝dəki.əs (Heythuysen) paddestoel [RND] III-4-3
pak slaag pak smeer: pak smèr (Heythuysen), slaag: sjlèg (Heythuysen), zwens: zwens (Heythuysen) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2