19359 |
spotten |
spotten:
spotten (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
špǫw (L292p Heythuysen)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwanker:
[spouw]aŋkǝr (L292p Heythuysen)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30257 |
spouwlat |
spouwlat:
[spouw]lat (L292p Heythuysen)
|
Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
spǫw[muur] (L292p Heythuysen)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sjprîên (L292p Heythuysen),
sprē:jn (L292p Heythuysen),
spreeuw:
sprēu (L292p Heythuysen),
sprieeù (L292p Heythuysen)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
kallen:
kalle (L292p Heythuysen)
|
praten [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24994 |
sprenkelen |
sprinkelen:
sprinkele (L292p Heythuysen)
|
druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhān (L292p Heythuysen)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17915 |
sprokkelen |
sprokkelen:
sprokkelen (L292p Heythuysen)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|