20338 |
stiefouders |
stiefouders:
s(j)teefòjers (L292p Heythuysen),
steefòjers (L292p Heythuysen),
steefôjers (L292p Heythuysen)
|
stiefouders [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20339 |
stiefvader |
stiefvader:
sjteefvaader (L292p Heythuysen),
steefvaader (L292p Heythuysen),
steefvader (L292p Heythuysen)
|
stiefvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefzoon:
sjteefzoon (L292p Heythuysen),
steefzoon (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
stiefzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
achterbaks:
achterbaks (L292p Heythuysen),
stiekem:
sjtiekem (L292p Heythuysen),
stiekem (L292p Heythuysen),
stiekum (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen)
|
boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
snabbelen:
sjnabbele (L292p Heythuysen),
sneuken:
sjnuikə (L292p Heythuysen)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
stier:
stīr (L292p Heythuysen),
štīr (L292p Heythuysen),
var:
vɛr (L292p Heythuysen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19327 |
stijfkop |
warskop:
werskop (L292p Heythuysen)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19328 |
stijfkoppig |
wars:
wers (L292p Heythuysen)
|
niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27438 |
stijl |
deurstijl:
dø̜̄rstīl (L292p Heythuysen)
|
Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.]
II-9
|
30015 |
stijve mortel |
te droge specie:
tǝ dryǝgǝ špēsi (L292p Heythuysen)
|
Metselmortel waar weinig water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|