25566 |
te nat |
geen stand in:
gęjnǝ stantj en (L292p Heythuysen),
hangerig:
haŋǝrex (L292p Heythuysen),
klef:
klɛf (L292p Heythuysen),
netserig:
knɛtsǝrǝx (L292p Heythuysen),
plakkerig:
plɛkǝrex (L292p Heythuysen),
te week:
tǝ węjk (L292p Heythuysen)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
25442 |
te snel verwerkt |
kruidachtig:
krutɛxtex (L292p Heythuysen),
niet afgestorven:
nēt āfxǝstǫrvǝ (L292p Heythuysen)
|
Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.]
II-1
|
24385 |
teek |
teek:
teek (L292p Heythuysen),
teeke (L292p Heythuysen)
|
teek [DC 30 (1958)] || teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
29957 |
tegelsnijder |
tegelmachine:
tēgǝlmǝšīn (L292p Heythuysen)
|
Werktuig waarmee tegels gesneden kunnen worden. Er zijn verschillende modellen en uitvoeringen. De 'tegelsnijbeugel' bestaat uit een u-vormig gebogen metalen staaf waarbij aan één uiteinde een rubberen aandrukwiel en aan het andere een hardstalen wieltje is aangebracht. Met behulp van het snijwieltje wordt de glazuurlaag van de tegel ingekerfd. Bij de 'tegelsnijmachine' wordt het snijwieltje met behulp van een hefboom tegen de glazuurlaag van de tegel gedrukt. [N 32, 42a]
II-9
|
29958 |
tegeltang |
tang:
taŋ (L292p Heythuysen)
|
Tang waarmee kleine stukjes van een tegel geknipt kunnen worden. De tegeltang lijkt op een nijptang maar heeft smallere bekken en langere benen. [N 32, 42b]
II-9
|
29927 |
tegelzetter |
tegelzetter:
tēgǝlzę ̝tǝr (L292p Heythuysen)
|
Arbeider die in een bouwwerk de vloer- en muurtegels plaatst. [N 32, 41d; N 30, 3e]
II-9
|
32965 |
telen, verbouwen |
trekken:
trękǝ (L292p Heythuysen)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tegenvallen (L292p Heythuysen)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
afwerken:
aafwerken (L292p Heythuysen)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17632 |
tepel |
deem:
diǝm (L292p Heythuysen, ...
L292p Heythuysen),
deempje:
dēmkǝ (L292p Heythuysen),
speen:
spēn (L292p Heythuysen),
tepel:
tepel (L292p Heythuysen),
tēpǝl (L292p Heythuysen)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
I-12, I-9, III-1-1
|