20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (L292p Heythuysen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
19281 |
wijs |
geleerd:
geleerd (L292p Heythuysen)
|
veel wetend, veel geleerd, veel in zich hebbend [wijs, kloek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24277 |
wilde eend |
eend:
aentj (L292p Heythuysen)
|
eend, wilde —
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
gans:
gaōs (L292p Heythuysen),
wilde gans:
wilj gaos (L292p Heythuysen)
|
gans || gans, wilde —
III-4-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
WLD
honjsrôôs (L292p Heythuysen)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34194 |
wilde zucht |
scheut:
šø̄t (L292p Heythuysen),
zucht:
zucht (L292p Heythuysen)
|
Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
vits:
jonge aanplant van wilgen
witse (L292p Heythuysen),
wijde:
wiej (L292p Heythuysen),
(rø´ad wieje).
⁄ne wieje (L292p Heythuysen),
mv., ev. voor wilg bestaat niet in dialect
wiejen (L292p Heythuysen),
wijdenboom:
mv., ev. voor wilg bestaat niet in dialect
wiejebuim (L292p Heythuysen)
|
wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
aren:
aōren (L292p Heythuysen),
katje:
-
ketje (L292p Heythuysen),
poesje:
poeskes (L292p Heythuysen)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] || wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
vits:
witsen (L292p Heythuysen)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17708 |
wind |
poepje:
puupke (L292p Heythuysen),
scheet:
sjeet (L292p Heythuysen),
wind:
wind (L292p Heythuysen)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|