e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zak op een schort tas: tes (Heythuysen) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek tassenplag: tèsje plak (Heythuysen) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakgeld tasgeld: tesgeldj (Heythuysen), tesgeld: cf. WNT s.v. "tasch..... in Z. en O. Nederl. veelal tesch, tessche"; cf. WNT s.v. "tesch"; cf. id. VD s.v. "II. tes""(gew. bijv. van tas) zak  tesgeldj (Heythuysen) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zakhorloge horloge: gelozie (Heythuysen), uur: oer (Heythuysen), oor (Heythuysen) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zand strooien strooien: struien (Heythuysen) Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)] III-2-1
zandkorrel, korreltje zand korentje: kèùrkə zanjtj (Heythuysen) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zandsteen kunrader steen: kønrādǝr štęjn (Heythuysen) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9
zang, bussel gelezen aren zang: zaŋ (Heythuysen) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zaniken, zeuren zaniken: zaniken (Heythuysen, ... ), zeiken: zeiken (Heythuysen), zemelen: zemelen (Heythuysen) langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1
zavel, lichte klei broek: brook (Heythuysen) zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4