e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bromtol bromtol: bromtol (Heythuysen), bròmtol (Heythuysen, ... ) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bron kwel: kwèl (Heythuysen) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] III-4-4
bronstig breustig: brø̄stex (Heythuysen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
brood brood: brôêt (Heythuysen) brood [RND] III-2-3
brood met gaten in de kruim brood met gater: bruǝt męt gātǝr (Heythuysen), gaterig: gaterig (Heythuysen) Wanneer de grondstoffen niet gelijkmatig over het deeg verdeeld zijn, kan dit zich wreken in de structuur van de kruim van het gebakken brood. Als de gist niet goed fijngemaakt is, kunnen er grote gaten in de kruim ontstaan (Schoep blz. 125). De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 69a luidde: "Hoe noemt u brood met gaten in de kruin?" Het feit dat dit ''kruin kruim'' (= "binnenste van het brood") moest zijn heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Men had immers ''kruin'' de betekenis "korst" kunnen geven (zie wbd ii afl. 1 blz. 126 in de vertaling) maar uit de antwoorden blijkt dat geenszins. In het lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor.' [N 29, 69a; N 29, 69b] II-1
brood netten nat maken: nāt mākǝ (Heythuysen) Het bevochtigen van de bovenzijde van deegbrood. De bedoeling van deze bewerking is om bij het bakken een mooie bruine korst te krijgen. [N 29, 40a; N 29, 30b; N 29, 39b; N 29, 40d; monogr.] II-1
brood uit de oven halen uithalen: ūthǭlǝ (Heythuysen), uitschieten: ūtšētǝ (Heythuysen) Het brood uit de oven halen wanneer het gereed is. Een bij het woord opgegeven object "brood" is niet opgenomen. [N 29, 50; N 29, 49; OB 2, 2e; monogr.] II-1
brood uit het blik of van de plaat halen deruithalen: dǝr ūthǭlǝ (Heythuysen) Een eventueel opgegeven object brood, weg e.a. wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 52] II-1
broodje kadetje: kadetje (Heythuysen), stoetje: stuutje (Heythuysen) verschillende soorten broodjes [N 29 (1967)] III-2-3
broodkar broodkar: bruǝtkɛr (Heythuysen) Kar waarmee de bakker of bakkersknecht het brood bezorgt. Vroeger gebeurde dat rondbrengen met de hondekar, aldus de informanten van L 292 en L 377. [N 29, 99b; monogr.] II-1