e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heythuysen

Overzicht

Gevonden: 3558
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven het blijft droog: ət blĭĕftj drûuch (Heythuysen), het houdt hem droog: ət héltj ət əm drûuch (Heythuysen), t blijft over]: ’t drieftj euver (Heythuysen) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drûûch (Heythuysen), ps. boven de ‰ staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  drēūg (Heythuysen) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek droogdoek: drø&#x0304x˂dōk (Heythuysen), vaatdoek: vāt˂dōk (Heythuysen) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek tuitenrek: tø̜i̯tǝrɛk (Heythuysen) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogzolder zolder: zøldǝr (Heythuysen) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
drop peksuikerwater: pèksokkerwater (Heythuysen), pekwater: péékwáátər (Heythuysen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater pek: péék (Heythuysen), peksuikerwater: pèksokkerwater (Heythuysen) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater maken schuimpje trekken: sjūūmke trékkə (Heythuysen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer miezerachtig: (gezegd van motregen).  mīēzərèchtich (Heythuysen), nat (weer): naat (Heythuysen), náát (Heythuysen), regenachtig (weer): réégən èchtich (Heythuysen), zeverweer: zeiverwèr (Heythuysen) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druk praten snateren: snateren (Heythuysen) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1