e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fris weer fris: frisj (Hoensbroek) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fruiten bruinen: loûk broene (Hoensbroek) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fruitworm appelworm: eigen spellingsysteem  appelworm (Hoensbroek), appelwūrm (Hoensbroek), worm: inne wórm (Hoensbroek), WLD  worm (Hoensbroek) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
fundament fondament: fǫndǝmęnt (Hoensbroek), fondering: fǫndēreŋ (Hoensbroek), fundament: føndamɛnt (Hoensbroek) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gaan gaan: gaon (Hoensbroek), go:a (Hoensbroek), goa (Hoensbroek), B.v. zieër goa.  goa (Hoensbroek) gaan [ZND A2 (1940sq)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) zich leggen: d⁄r wink legkt zich (Hoensbroek) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Hoensbroek) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
gaatje voor de schoenveter rijglok: de ri-j leūëker (Hoensbroek), rielaoker (Hoensbroek), rieloaker (Hoensbroek), rijglokje: riegleuweksjke (Hoensbroek) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gal gal: gal (Hoensbroek) Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.] I-9
galgenaas varken: verke (Hoensbroek) de algemene naam voor iemand die zich schuldig maakt aan een of ander misdrijf [strop, beest, priek, galgenaas] [N 90 (1982)] III-3-1