e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gekruld haar krullen: krùllen (Hoensbroek), krullenharen: krolle hoare (Hoensbroek), wellen: wellen (Hoensbroek) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld centen: cente (Hoensbroek), geld: geld (Hoensbroek, ... ), gɛld (Hoensbroek), xɛlt (Hoensbroek), klamotten: Van Dale: klamot, klamodde, (gew.) 1. kluit, klont; - borrel; - 2. oorveeg; - 3. slons.  klemotte (Hoensbroek), knabben: knabbe (Hoensbroek), moppen: moppe (Hoensbroek), penningen: fenninge (Hoensbroek) geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Hoensbroek) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel paardsmoren: pēǝtsmūǝrǝ (Hoensbroek) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelezen mis stille mis: sjtil mès (Hoensbroek) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) gelijken: gelîêken (Hoensbroek), lijken: lieke (Hoensbroek, ... ), lijken (Hoensbroek), schijnen: schiene (Hoensbroek), uiterlijk: uterlik (Hoensbroek) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspel gelijkspel: gelijk spel (Hoensbroek) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelofte gelofte: gelofte (Hoensbroek, ... ) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloof geloof: geleuf (Hoensbroek), geloof (Hoensbroek) Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloofd zij jezus christus geloofd zij jezus christus: geloof zij Jezus Christus (Hoensbroek) De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)] III-3-3