e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemeentesecretaris secretaris: sikkertarïs (Hoensbroek) het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)] III-3-1
gemene vrouw kreng: kring (Hoensbroek) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] III-1-4
gemoed gemoed: gemood (Hoensbroek) het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4
generale absolutie generale absolutie (<fr.): generaal absluse (Hoensbroek) Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
generale biecht algemene biecht: algemein biech (Hoensbroek), generale biecht: ginnerale biech (Hoensbroek) Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)] III-3-3
genezen genezen: gəne:ɛzə (Hoensbroek) genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
genoegen (doen) met plezier: met plezeer (Hoensbroek) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
geraamte geraams: gerems (Hoensbroek), geraamte: gerèèmte (Hoensbroek) geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gereed vaardig: vèèrdig (Hoensbroek) gereed, klaar [DC 03 (1934)] III-1-4
gering aantal, een paar paar: ein paar (Hoensbroek), paar (Hoensbroek) een gering aantal [paar] [N 91 (1982)] III-4-4