e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
godslasteren godslasteren: godslasteren (Hoensbroek) Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)] III-3-3
godslastering godslastering: godslastering (Hoensbroek), gooëdslastering (Hoensbroek) Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)] III-3-3
goed opschieten met zijn werk vlijtig zijn: vlietig zien (Hoensbroek) goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)] III-1-4
goedaardige droes krop: krup (Hoensbroek), krǫp (Hoensbroek) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goedzak fijne mens: eine fijne mins (Hoensbroek) een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] III-1-4
golf golf: golf (Hoensbroek) golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)] III-4-4
golven ww. golven: golve (Hoensbroek) golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gom hars: hars (Hoensbroek), ideosyncr.  hars (Hoensbroek) De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3
gombal zjiep: jeziep (Hoensbroek) siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)] III-2-3
gooien guizen: goesje (Hoensbroek, ... ), eigen spellingsysteem  goesje (Hoensbroek), goesjen (Hoensbroek), WLD  goesje (Hoensbroek), smijten: sjmīēte (Hoensbroek, ... ), WLD  sjmīēte (Hoensbroek), werpen: werpe (Hoensbroek, ... ), WLD  werpe (Hoensbroek) gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-1-2