23961 |
godslasteren |
godslasteren:
godslasteren (Q039p Hoensbroek)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
godslastering (Q039p Hoensbroek),
gooëdslastering (Q039p Hoensbroek)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
vlijtig zijn:
vlietig zien (Q039p Hoensbroek)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33919 |
goedaardige droes |
krop:
krup (Q039p Hoensbroek),
krǫp (Q039p Hoensbroek)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
18954 |
goedzak |
fijne mens:
eine fijne mins (Q039p Hoensbroek)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (Q039p Hoensbroek)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
golve (Q039p Hoensbroek)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
hars:
hars (Q039p Hoensbroek),
ideosyncr.
hars (Q039p Hoensbroek)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20552 |
gombal |
zjiep:
jeziep (Q039p Hoensbroek)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
guizen:
goesje (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
eigen spellingsysteem
goesje (Q039p Hoensbroek),
goesjen (Q039p Hoensbroek),
WLD
goesje (Q039p Hoensbroek),
smijten:
sjmīēte (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
WLD
sjmīēte (Q039p Hoensbroek),
werpen:
werpe (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
WLD
werpe (Q039p Hoensbroek)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)]
III-1-2
|