21866 |
hogen |
opdrijven:
ópdrieve (Q039p Hoensbroek),
verhogen:
verhogen (Q039p Hoensbroek),
verhûgen (Q039p Hoensbroek)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24324 |
hommel |
hommel:
hoemel (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
homp brood:
hômp broëd (Q039p Hoensbroek)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hont (Q039p Hoensbroek)
|
hond [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
25262 |
hond, maat van 1400 m2 of 100 roeden |
zille:
= 100 kl. roede.
1 zil (Q039p Hoensbroek)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1400 vierkante meter, dat is 100 roeden [hond] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
honderd frank (Q039p Hoensbroek)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34209 |
hondsdolheid |
hondsdolheid:
hondsdolheid (Q039p Hoensbroek)
|
Een bij honden, wolven, vossen en andere dieren voorkomende infectieziekte die door een beet kan worden overgebracht, ook op koeien. Zie ook het lemma ''hondsdolheid'' in wbd I.3, blz. 486. [N 52, 12b; A 48A, 25]
I-11
|
20614 |
honger hebben |
honger haan:
hè had hònger (Q039p Hoensbroek),
honger hebben:
honger hubbe (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
hè had hònger (Q039p Hoensbroek),
jeuk hebben:
hèè haat jūūk (Q039p Hoensbroek)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
gorg:
gurg (Q039p Hoensbroek)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
huǝneŋ (Q039p Hoensbroek)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|