18049 |
huidschilfers |
schelpen:
sjullepe (Q039p Hoensbroek),
schubben:
sjoepe (Q039p Hoensbroek),
sjubbe (Q039p Hoensbroek)
|
schilfers op de huid [blusters] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hūf (Q039p Hoensbroek)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hufkar (Q039p Hoensbroek)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
huilen:
huilen (Q039p Hoensbroek),
hūūële (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hūs (Q039p Hoensbroek)
|
huis [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
huisveld:
(mv)
hūsvɛldǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
een sjlek (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
huismus:
hōēsmusj (Q039p Hoensbroek),
mus:
musj (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
mösj (Q039p Hoensbroek)
|
huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] || mus [Roukens 14 (1937)]
III-4-1
|
33609 |
huisweide |
huiswei:
hūs[wei} (Q039p Hoensbroek)
|
I-7
|
23732 |
huiszegen |
huiszegen:
hoeëszeëge (Q039p Hoensbroek)
|
De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)]
III-3-3
|