18812 |
informeren (onoverg.) |
zich erkundigen (< du.):
erkundigen (Q039p Hoensbroek)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (Q039p Hoensbroek),
därm (Q039p Hoensbroek),
ingewanden:
igewande (Q039p Hoensbroek)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
afval:
afval (Q039p Hoensbroek),
darmen:
dɛrm (Q039p Hoensbroek),
pens:
pɛns (Q039p Hoensbroek)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25434 |
ingewanden verwijderen |
pens uithalen:
[pens] ūthālǝn (Q039p Hoensbroek),
uithalen:
ūthǭlǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden (maag, darmen e.d.) verwijdert. Om het dier lichter te maken en het dus gemakkelijker te kunnen ophijsen, gebeurde dit bij een rund vroeger - voordat het gebruik van katrollen e.d. meer algemeen werd - terwijl het dier nog op de burrie lag. Een bij het woordtype genoemd object wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie voor deze varianten van ''darmen'', ''pens'' e.d. het lemma ''ingewanden van geslacht vee''. [N 28, 59; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
de zaad is klaar:
dǝ zǭt es klǭr (Q039p Hoensbroek),
gereed:
gǝręi̯t (Q039p Hoensbroek),
vaardig:
vērdex (Q039p Hoensbroek),
vaardig gemaakt:
vērdex ˲gǝmak (Q039p Hoensbroek)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
ingriepe (Q039p Hoensbroek)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
īnham (Q039p Hoensbroek)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21687 |
inkomsten |
inkomen:
het i-kòmme (Q039p Hoensbroek),
ikomme (Q039p Hoensbroek),
inkomsten:
ikomste (Q039p Hoensbroek)
|
inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21691 |
inkopen gaan doen op de markt |
markten:
goa merte (Q039p Hoensbroek),
merte (Q039p Hoensbroek),
merten (Q039p Hoensbroek),
naar de markt gaan:
nao der mèrt gao (Q039p Hoensbroek)
|
inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
ekule (Q039p Hoensbroek),
mijten:
mīǝtǝ (Q039p Hoensbroek)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|