e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karweien karweien: karweien (Hoensbroek) onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)] III-3-1
kast kast: kas (Hoensbroek) kast [DC 39 (1965)] III-2-1
kast voor liturgische gewaden paramentenkast: de paramentekas (Hoensbroek) De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)] III-3-3
kat kat: kat (Hoensbroek, ... ), miem: miem (Hoensbroek) Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
kathedraal kathedraal: een kattedraal (Hoensbroek) Een kathedraal. [N 96A (1989)] III-3-3
kattegat kattelok: katǝlǭ ̝ak (Hoensbroek) Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.] I-6
kauw dooltje: deuëlke (Hoensbroek) kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
kauwen knauwelen: knauwelen (Hoensbroek) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kazuëfel (Hoensbroek) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel krop: krǫp (Hoensbroek), la(ai): (Hoensbroek) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9