e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keel, strot keel: ke:ɛl (Hoensbroek), kɛ.əl (Hoensbroek), strot: štraoət (Hoensbroek) een keel [ZND A1 (1940sq)] || keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] || strot [RND] III-1-1
keelgat keel: kēēël (Hoensbroek), keelslok: kèèlsloak (Hoensbroek), strot: sjtroat (Hoensbroek), sjtròat (Hoensbroek) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelpijn keelpijn: kɛ.əlpin (Hoensbroek) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker voorling: vȳǝleŋ (Hoensbroek) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: keffe (Hoensbroek, ... ) Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] III-2-1
kegelen kegelen: kegelen (Hoensbroek) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kegels (mv.) kegelen: mitə kɛ.gələ wɛrt nr.t mi.ə chəsjpi.əlt (Hoensbroek) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: keͅldər (Hoensbroek), kɛldər (Hoensbroek) kelder [RND], [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
kelk kelk: kelk (Hoensbroek) De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kelkdeuksjke (Hoensbroek) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3