e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kies baktand: baktand (Hoensbroek) kies [DC 01 (1931)] III-1-1
kieskauwer traaghals: troghals (Hoensbroek), treuzelaar: treuzelaer (Hoensbroek) lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)] III-2-3
kieskeurig kieskeurig: kieskeurig zien (Hoensbroek) niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)] III-1-4
kietelen dribbelen: dribbələ (Hoensbroek), kietelen: kiddələ (Hoensbroek) kietelen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
kieuwen kieuwen: kiewe (Hoensbroek) Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)] III-4-2
kieuwen (wbd) van ver roepen: van vaer roope (Hoensbroek) uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)] III-3-1
kievit kievit: kievet (Hoensbroek) kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)] III-4-1
kievitsbonen kievitsbonen: ideosyncr.  kievitsboen (Hoensbroek) Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)] I-7
kiezen uitzoeken: outkeeze (Hoensbroek) een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] III-1-4
kikker kwakkerd: kwakərt (Hoensbroek) kikvors, puit [RND] III-4-2