17764 |
kies |
baktand:
baktand (Q039p Hoensbroek)
|
kies [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20498 |
kieskauwer |
traaghals:
troghals (Q039p Hoensbroek),
treuzelaar:
treuzelaer (Q039p Hoensbroek)
|
lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18818 |
kieskeurig |
kieskeurig:
kieskeurig zien (Q039p Hoensbroek)
|
niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17919 |
kietelen |
dribbelen:
dribbələ (Q039p Hoensbroek),
kietelen:
kiddələ (Q039p Hoensbroek)
|
kietelen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
24416 |
kieuwen |
kieuwen:
kiewe (Q039p Hoensbroek)
|
Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21828 |
kieuwen (wbd) |
van ver roepen:
van vaer roope (Q039p Hoensbroek)
|
uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24184 |
kievit |
kievit:
kievet (Q039p Hoensbroek)
|
kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33543 |
kievitsbonen |
kievitsbonen:
ideosyncr.
kievitsboen (Q039p Hoensbroek)
|
Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)]
I-7
|
18893 |
kiezen |
uitzoeken:
outkeeze (Q039p Hoensbroek)
|
een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24337 |
kikker |
kwakkerd:
kwakərt (Q039p Hoensbroek)
|
kikvors, puit [RND]
III-4-2
|