e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knielen knien: [vgl. Du. knien knielen.]  (zich) knijje (Hoensbroek) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kniekussen: de kni-j-kussens (Hoensbroek) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen treuren: treuren (Hoensbroek) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knikkebenen doorknikken: dōērknikke (Hoensbroek), in de hosen lopen: NB: hieëse = knieholten.  in de hīēëse lope (Hoensbroek) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikkeren huiven schieten: hy(3)̄əvə sjētə (Hoensbroek) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knobbelzwaan zwaan: sjwane (Hoensbroek) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeier sloddervos: sloddervos (Hoensbroek) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest knoest: inne knōēs (Hoensbroek), ideosyncr.  knoes (Hoensbroek) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knollen uittrekken kruiden: krūǝǝ (Hoensbroek) In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17] I-5
knolraap, raap reuben: rȳǝbǝ (Hoensbroek), rø̄bǝ (Hoensbroek) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5