e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
komen komen: komə (Hoensbroek), kômmə (Hoensbroek) komen [RND], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
komisch vies: viës (Hoensbroek) lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)] III-1-4
kommervol (zijn): kommer kommervol: kômmervol (Hoensbroek) vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)] III-1-4
konijnenhol konijnshol: kniengsheul (Hoensbroek), konijnspijp: kniengspieëp (Hoensbroek), knīēngspiēp (Hoensbroek) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] || konijnenhol [DC 55 (1980)] III-4-2
koning koning: kyəniŋ (Hoensbroek), kūǝneŋ (Hoensbroek) De koning is een verticale as met bovenop een kroonwiel. Via die constructie zet een rondlopend paard de karnmolen in beweging. Zie ook wld II.3 v.a. blz. 163. [N 12, 56] || koning [RND] I-11, III-3-1
koning van de rosmolen koning: kȳǝneŋ (Hoensbroek) De grote, staande as in rosmolens. De koning is aan de onderzijde voorzien van een trekbalk en aan de bovenzijde van een spoorwiel. [N D, 28] II-3
koningskop draag: drāx (Hoensbroek) Uitstulping van de schede in de vorm van een vuistgrote, roze bol. Bij een onvolledige prolapsus vaginae komt een klein deel van schede, namelijk meestal de bovenwand, als een vuistgroot, rood gezwel voor de dag (Berns, blz. 76). Bij een volledig prolapsus vaginae komt de gehele schedewand min of meer te voorschijn. [N 52, 30b; N 3A, 97; N 52, 30a; N 48A, 44a, 44b, 54a en 54d; monogr.] I-11
konkelen heimelijk benvloeden: zie ook het lemma "konkelfoezen"in WBD dl. III, 3.1 (woordverklaring wijkt inhoudelijk iets af)  heimelijk beïnvloeden (Hoensbroek) heimelijk invloed aanwenden om zijn doel te bereiken, met slinkse streken aangaan [kronkelen, kuipen, konkelen, foeken, konkelfoeken] [N 85 (1981)] III-1-4
konkelfoezen (wbd) smoezen: Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.  smoezen (Hoensbroek) verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
kookpot ijzeren ketel: ketel  iëzere kīēëtel (Hoensbroek), ketel: ketel  kīēëtel (Hoensbroek) pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1