23381 |
kroonluchter |
luchter:
luchter (Q039p Hoensbroek)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
26454 |
kropgat |
steengat:
steengat (Q039p Hoensbroek),
trechter:
trextǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
kruid:
krōēd (Q039p Hoensbroek),
kruiden:
ideosyncr.
kruuje (Q039p Hoensbroek)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21560 |
kruidenier |
kruidenier:
kruidenier (Q039p Hoensbroek)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20587 |
kruidenjenever |
bessenjenever:
bessejenever (Q039p Hoensbroek),
kruidenjenever:
kruuje jenever (Q039p Hoensbroek)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
krōētwusj (Q039p Hoensbroek),
krōētwösj (Q039p Hoensbroek)
|
kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
schurgen:
šørǝgǝ (Q039p Hoensbroek)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
17573 |
kruin |
kruin:
kruun (Q039p Hoensbroek),
krūūn (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek)
|
kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24039 |
kruinschering |
kruinschering:
de kruuënsjering (Q039p Hoensbroek),
kroensjeiring (Q039p Hoensbroek)
|
De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24415 |
kruipend ongedierte |
ongedierte:
WLD
ongedeerte (Q039p Hoensbroek),
ongesiefer:
geen onderscheid (met vraag 2b)
òngesiefer (Q039p Hoensbroek),
worm:
eigen spellingsysteem
worm (Q039p Hoensbroek)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|