e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hoensbroek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruis kruis: kruuts (Hoensbroek) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] III-1-1
kruis of munt kruis of munt: kruis of munt (Hoensbroek) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kruisarmen van het spoorwiel speken: špēǝkǝ (Hoensbroek) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeeld kruis: kruuts (Hoensbroek, ... ) Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)] || Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisheer kruisheer: kruishier (Hoensbroek), Kruutshieer (Hoensbroek) Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruisje aan een kettinkje kruisje: kruutske (Hoensbroek) Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisje van de rozenkrans kruisje: kruutske (Hoensbroek) Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
kruisprocessie kruisprocessie (<lat.): krytpro.sɛzə (Hoensbroek) kruisen [RND] III-3-3
kruisspin kruisspin: een kruuts-sjpin (Hoensbroek), eigen spellingsysteem  kruutssjpin (Hoensbroek), WLD  krŭŭtssjpin (Hoensbroek) kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] III-4-2
kruisteken kruis: kruuts (Hoensbroek) Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)] III-3-3