| 23580 |
kyrie eleison |
kyrie:
kyrië (Q039p Hoensbroek)
|
Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 24925 |
laag grond |
laag:
lo:ag (Q039p Hoensbroek),
laag grond:
een loag grond (Q039p Hoensbroek)
|
laag (znw) [ZND A2 (1940sq)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtiēëvel (Q039p Hoensbroek),
sjtîêvel (Q039p Hoensbroek),
stiejevel (Q039p Hoensbroek),
stievel (Q039p Hoensbroek),
stjievel (Q039p Hoensbroek)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18359 |
laars met sluitriempje |
rijlaars:
riejlaarze (Q039p Hoensbroek),
rielaars (Q039p Hoensbroek),
rijstevel:
ri-j-sjtiēëvele (Q039p Hoensbroek)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18301 |
laars tot of boven de knie |
gamasche:
kààmasj (Q039p Hoensbroek),
stevel:
(kap-)lang sjtiēëvele (Q039p Hoensbroek)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18374 |
laarzenschacht |
schacht:
schjach (Q039p Hoensbroek),
stevelschacht:
sjtiēëvelsjach (Q039p Hoensbroek),
sjtîêvelsjach (Q039p Hoensbroek)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 23658 |
laatste evangelie |
t letste evangjillióm?].:
letste evangelie (Q039p Hoensbroek)
|
Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23506 |
laatste mis |
snapmisje:
sjnapmeske (Q039p Hoensbroek)
|
De laatste, vaak korte mis op zondag, de laatste gelegenheid om de mis te horen [snapmèske, gawkletske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23909 |
laatste oordeel |
laatste oordeel:
leiste oordeel (Q039p Hoensbroek),
letste oerdeel (Q039p Hoensbroek)
|
Het laatste oordeel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 25422 |
ladder |
ladder:
lødǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|