19556 |
lepelrek |
lepelsbred:
lēēëpelsbret (Q039p Hoensbroek)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21748 |
leraar |
leraar:
lieraar (Q039p Hoensbroek)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18340 |
leren beenkap |
gamasche:
kamaschje (Q039p Hoensbroek),
kamasje (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek),
kemasje (Q039p Hoensbroek)
|
lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18653 |
leren muts die onder de kin wordt gesloten |
leren muts:
lēēr̄e mutsj (Q039p Hoensbroek),
motorkap:
moterkap (Q039p Hoensbroek),
muts met kleppen:
mutsj mit kleppe (Q039p Hoensbroek)
|
muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25355 |
leren schede |
schede:
šęj (Q039p Hoensbroek)
|
De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.]
II-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
leuge (Q039p Hoensbroek)
|
een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21341 |
leurder |
kramer:
inne krieëmer (Q039p Hoensbroek),
kriemer (Q039p Hoensbroek),
krieëmer (Q039p Hoensbroek),
leurder:
leurder (Q039p Hoensbroek),
marskramer:
marsjkrīēmer (Q039p Hoensbroek),
sjacheraar:
sjacherêêr (Q039p Hoensbroek)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
de boer opgaan:
der boer ōp goa (Q039p Hoensbroek),
huizeren gaan:
hoezere goa (Q039p Hoensbroek),
langs de deuren gaan:
langs de dūūre gao (Q039p Hoensbroek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
leëve (Q039p Hoensbroek),
lééve (Q039p Hoensbroek)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lei̯vǝr (Q039p Hoensbroek),
lēēëver (Q039p Hoensbroek),
lèver (Q039p Hoensbroek),
lèèver (Q039p Hoensbroek),
lē̜vǝr (Q039p Hoensbroek)
|
Grote klier waarin onder andere gal wordt afgescheiden. [N 28, 88c] || lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
I-11, III-1-1
|